Feitelijke aanranding van de eerbaarheid

Wanneer is er volgens de wet sprake van feitelijke aanranding van de eerbaarheid?

Feitelijke aanranding is in artikel 246 Sr strafbaar gesteld. In de wet wordt het omschreven als het door middel van (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Een ontuchtige handeling is een seksuele handeling in strijd met de sociaal-ethische norm. Met deze sociaal-ethische norm wordt bedoeld de normen en waarden die heersen binnen onze maatschappij. Het is een soort van verzamelnaam voor ongewenst seksueel gedrag. Wanneer in de wet wordt gesproken over feitelijke aanranding van de eerbaarheid (dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen), dan wordt daarmee ook wel bedoeld ontucht.

(Bedreiging met) geweld

Van geweld is sprake wanneer deze van genoeg kracht is waardoor het slachtoffer zich daartegen niet kon verzetten. Wanneer iemand in staat van bewusteloosheid of onmacht wordt gebracht, dan is er ook sprake van geweld. Van bewusteloosheid is sprake wanneer iemand helemaal afwezig is en van onmacht is sprake wanneer iemand zich fysiek niet kan verzetten tegen het geweld (bijvoorbeeld doordat het slachtoffer is vastgebonden). Het uitgeoefende geweld moet gericht zijn op het dwingen van iemand tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.

Van bedreiging met geweld is sprake wanneer er een dusdanige dreigende situatie wordt gecreëerd dat het niet meer dan logisch is dat het slachtoffer angstig wordt voor geweld.  

Andere feitelijkheid

Met een andere feitelijkheid wordt gedoeld op situaties waarin psychisch of fysiek overwicht wordt uitgeoefend. Dit betekent dat er een afhankelijkheidsrelatie is, bijvoorbeeld werkgever-werknemer relatie. Het slachtoffer is op een bepaalde manier afhankelijk van de dader. De feitelijkheid moet dusdanig bedreigend zijn dat er daadwerkelijk sprake is van dwang waardoor het slachtoffer geen weerstand kan bieden. Voorbeelden van andere feitelijkheden zijn:

  1. Het uitoefenen van een religieuze druk, dit is een situatie waarin op het geloof van het slachtoffer wordt ingespeeld.
  2. Iemand die onder invloed is van alcohol of drugs kan erg bedreigend overkomen op het slachtoffer waardoor hij/zij zich niet durft te verzetten.
  3. Dreigen dat naaktfoto’s openbaar gemaakt zullen worden.

Hierbij is telkens wel van belang dat de situatie zo bedreigend is dat het slachtoffer zich hiertegen echt niet kan verzetten.

Dwang(middelen)

Uit de wettekst blijkt dat er sprake moet zijn van dwang. Daarvoor dient aan een drietal voorwaarden te worden voldaan:

  1. Onvrijwilligheid van het slachtoffer. Hierbij is van belang dat het slachtoffer zich op het moment dat de handelingen worden verricht beseft dat hij onvrijwillig de ontuchtige handelingen ondergaat. De uitgeoefende dwang moet ook daadwerkelijk als dwang ervaren worden. Wanneer het slachtoffer de handelingen op het moment zelf niet heeft gemerkt, dan is er dus ook geen sprake van onvrijwilligheid. Er is ook geen sprake van onvrijwilligheid wanneer het slachtoffer achteraf verklaard de ontuchtige handelingen niet te hebben willen ondergaan. Als je niets gemerkt hebt, ben je ook niet gedwongen. Tot slot is van belang dat het slachtoffer de seksuele handelingen niet heeft willen ondergaan. De onvrijwilligheid moet dus echt zien op die ontuchtige handelingen.
  2. Onvermijdelijkheid, hiervan is sprake wanneer het slachtoffer echt niets anders kon doen dan het dulden van de handelingen. Het slachtoffer kan zich niet of heel moeilijk onttrekken aan de situatie.
  3. Opzet van de verdachte op de dwang. Hiervan is alleen sprake wanneer het slachtoffer de seksuele gedragingen tegen de wil heeft ondergaan, en de verdachte dit opzettelijk veroorzaakt heeft. Voorwaardelijke opzet is al voldoende. Dit betekent dat bewust de kans is aanvaard dat het slachtoffer tegen haar wil ontuchtige handelingen ondergaat, dan is er dus ook al sprake van opzet op dwang.

Ontuchtige handelingen

Afhankelijk van de gegeven omstandigheden van het geval moet worden bepaald of een handeling kan worden aangemerkt als ontuchtig. Allereerst moet blijken dat er sprake is geweest van een handeling met een seksuele strekking. Als dit het geval is wordt bepaald of deze seksuele handeling dan ook in strijd is met de sociaal-ethische norm. Handelingen kunnen soms wel grensoverschrijdend zijn, maar dat betekent niet meteen dat ze ook ontuchtig zijn. Een voorbeeld van een dergelijke situatie is wanneer iemand een ander op de wang kust of wanneer iemand een ander over het been wrijft. De Hoge Raad heeft in deze twee gevallen geoordeeld dat dit niet ontuchtig was.

Bewijs

De beoordeling en de waardering van het bewijs speelt een grote/belangrijke rol in het strafproces van een zedenzaak waarin het een verdenking van ontucht/feitelijke aanranding betreft. Welk bewijs ligt er allemaal op tafel? Is dit voldoende wettig overtuigend bewijs? Zijn de verschillende verklaringen betrouwbaar? Komen deze verklaringen ook overeen of spreken ze elkaar tegen? Deze aspecten spelen allemaal een grote rol omdat de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van het bewijs in zedenzaken ontzettend belangrijk is.

Welke straffen staan er op feitelijke aanranding van de eerbaarheid?

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaar of een geldboete van de vijfde categorie. Ook kan een combinatie van beide straffen opgelegd worden.

Strafverzwarende en -verminderde omstandigheden

In de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik minderjarigen worden omstandigheden benoemd die van invloed kunnen zijn op de strafbepaling. Zo kunnen er strafverzwarende omstandigheden gelden, maar daarnaast kunnen factoren de straf ook verminderen. Naast deze richtlijn zijn er tevens strafverzwarende omstandigheden opgenomen in artikel 248 Sr.

Bijkomende straffen

De rechter kan naast de hoofdstraf tevens een bijkomende straf opleggen. Een bijkomende straf kan bijvoorbeeld zijn de ontzetting van bepaalde rechten. Dat kan betekenen dat bepaalde beroepen niet meer uitgeoefend mogen worden.